De magie van wandelen
De magie van wandelen

De magie van wandelen

Voor mij strekt zich de Harz uit. Een enkel pad doorklieft de uitgestrekte bossen. Het is in dit deel van de Harz stijgen of dalen, vals plat of stijl omhoog, maar daarna ook weer even hels naar beneden. Hijgend loop ik een heuvel of berg op en er vanaf rem ik voortdurend.

Na een paar kilometer is het doodstil op vogelgeluiden en de wind na. Zo ver het oog reikt zie ik dennenbomen op bergruggen. Je kunt hier zo hard schreeuwen als je wilt. Niemand hoort je. Beklemmend soms, maar ook vaak zo heerlijk bevrijdend. Alle contact met mijn wereld is dan verbroken, ook mijn Big Brother staat uit.

Dan ontdek ik in de verte een eekhoorn aan zijn weelderige staart. Ik sluip dichterbij. Hij verroert zich niet en lijkt klaar om ieder moment er vandoor te gaan. Toch laat hij me naderen. Op nog geen meter afstand stop ik. Mijn hart klopt in mijn keel van opwinding. Wat bezielt dit beestje?

Ik heb nog nooit een eekhoorn meegemaakt die dit toestaat. Mensen zijn immers niet te vertrouwen. Doodstil wacht ik op zijn sprong. Minuten lang kijken we naar elkaar, onbeweeglijk.

Dan beweegt hij opeens zijn enorme staart en springt op mijn schouder. Ik verstar van schrik, maar ook van verrassing.

Hij buigt zijn kopje naar mijn oor.

“Waarom loop je door mijn territorium?, vraagt hij streng. “Gisteren heb ik je ook al twee keer voorbij zien komen.”

Ik knik voorzichtig, om hem door een beweging van mijn lichaam niet af te schrikken. “Dat klopt, gisteren liep ik hier ook.”

“Ben je wat verloren?, klinkt het iets aardiger in mijn schelp.

“Spring jij op iedere bezoeker zijn schouder”, vraag ik nieuwsgierig.

“Nee, dit is de eerste keer in mijn leven dat ik dat doe.”

“Waarom neem je zo’n groot risico? Ik kan je wel willen vangen en laten opzetten als een jachttrofee in mijn woonkamer.” Ik huiver bij de gedachte.

“Jij bent een stiltezoeker. Gisteren zag ik dat je dat zocht.” Antwoordt hij zonder op mijn opmerking in te gaan.

“Dat klopt.”, stamel ik.

“Weet je wat ik niet begrijp, mens, waarom stop je niet zodra je die stilte hebt gevonden? Je wandelt als een idioot de berg op en af. Zit iets je achterna? Waarom blijf je de rest van de dag niet op deze plek? Ik zal je verder niet storen en mijn familie ook niet.”

Stomverbaasd laat ik dit even op me inwerken.
De eekhoorn springt van mijn schouder en gaat voor me op een tak zitten. Wat ben ik aan het doen? Ik wou toch naar Schulenfeld lopen?

“Luister naar de stilte, mens”, mompelt de eekhoorn. “Daar ben je immers naar op zoek, terwijl je hier bent? Ondertussen draaf je maar door. Heb je soms een dier nodig om je te wijzen op je gestuntel?”

Hij heeft zo ontzettend gelijk. Ik jaag mezelf in een aantal uur de bergen door, als een Amerikaan die in een paar dagen ‘Europe doet’. Dan geniet ik als het stil is, maar dat kan ik alleen horen als ik mijn wandeling stop. De eekhoorn heeft gelijk: wat bezielt me?

“Ik zal jou vertellen, wat het probleem is met jullie mensen. Wanneer je stilte zoekt en je hebt het gevonden, dan wil je meer. Je kunt eenvoudig niet tevreden zijn met wat je hebt. Je zoekt steeds naar nog meer en nog beter. Daarom draaf je als een bezetene door de Harz. Aan een stilteplek heb je niet genoeg.
Op deze plek in mijn territorium hou je het nog geen uur vol. Je geniet dan wel, maar heel onrustig, wachtend op meer. Daarna heb je gegarandeerd een excuus om verder te lopen.”

Ik zwijg en voel me betrapt.

“Maar waarom, beste Eekhoorn, neem jij wel genoegen met dit territorium? Jij zal toch ook weleens wat meer willen?”

“Nee”, antwoordt hij beslist. Ik zou niet weten wat ik met een groter gebied moet doen. Dat komt allemaal, omdat jullie magie hebben, en wij niet.
Jullie zien gewoon dat een groter gebied meer mogelijkheden biedt. Mensen hebben daarvoor fantasie en verbeelding.
Wij dieren kunnen niet verder kijken, maar dat geeft ons wel rust en stilte in ons hart.”

“En dat is wat jij zoekt.”

Dat is meteen het laatste wat ik van hem te horen krijg. Als afscheid wuift hij nog met zijn staart en laat mij verbijsterd in het gras achter.

Ik dacht dat verbeelding een zegen was.

 

Rob Vellekoop, 21 september 2020