Pinapad
Pinapad

Pinapad

Pinapad

Ik ben vandaag gaan wandelen met Pina. Ze is alweer een jaar uit mijn gedachten, totdat ik ineens de herfst zie opkomen. Hierdoor komt zij ook terug. Wanneer ik het kronkelpaadje afloop langs de stokoude joekel van een larix, staat ze plotseling voor mijn neus. Ze groet me zachtjes, maar nu is dat anders dan vroeger. Iets in haar is ouder geworden, terwijl ze er voor mijn gevoel nog steeds hetzelfde uitziet.

‘Hoe gaat het tegenwoordig met je, vraagt ze belangstellend?’

‘Het gaat goed, dank je.’

Wat ben je beleefd tegen haar, gaat door mij heen.

Op de een of andere manier roept haar verschijning bij mij een gevoel van respect voor haar op. Dat was vroeger minder.

‘Je ziet me nu anders, he, merkt ze op, terwijl we ondertussen langs de braamstruiken lopen die altijd te vroeg gesnoeid worden, zodat ik geen kans krijg rijpe te plukken.

‘Ja, zeg ik, er is wel iets tussen ons veranderd’. ‘Het is ook een jaar geleden’.

‘Sinds die tijd ben ik op reis.’ ‘Mirjam heeft me nog uitgezwaaid, weet je?’

Ja, dat herinner ik me nog wel. Zij was er kapot van om afscheid te moeten nemen.

In de verte verschijnen de peppels die er nog net in slagen het snel verkleurende blad vast te houden.

‘Wat is er eigenlijk met je gebeurd?’

“Ik ben daar zelf ook nog niet helemaal uit. Na de ingreep ben ik terechtgekomen in een andere omgeving. Het feit dat ik met jou ons pad weer afwandel, is een wonder.’

‘Ja, zeg ik, dat kan je wel stellen.’

De populieren ruisen op de ahtergrond in een verkwikkend windje. We naderen het park, waar voor we rechtsaf slaan. Nooit gingen we samen het park in. Aan de rechterkant liggen de voetbalvelden. Ze worden steeds meer zichtbaar, nu de eiken afscherming blad aan het verliezen is. We wandelen in de richting van het enorme plantsoen. Hier is het gras altijd kort zonder dat andere planten de kans krijgen hun kopjes op te steken.

Daar gaan we zitten op het enige bankje. Ik zeg ‘we’, maar dat klopt niet. Zij blijft rond mij hangen terwijl ik zit. Ik zie haar in gedachten.

‘Gelukkig, zegt ze, kan ik jou nog wel zien.’

Ik schrik, ze leest mijn gedachten.

‘Geen schrik, zegt ze, toen ik jouw hondje was kon ik ook al lezen wat er in jullie omging. Dat is niet veranderd. Ik vind het wel bijzonder dat je mijn aanwezigheid aanvoelt en met me kan praten. Dat had ik zeker niet verwacht toen ik besloot je op te zoeken.’

‘Ga je ook nog bij Mirjam langs?’

‘Natuurlijk, zij is de mijn meest favoriete mens. Zij heeft een hartje van saffier. Zoveel goedheid en zorg als zij voor ons natuurwezens heeft, komt niet veel voor bij mensen.’

Ik staar vor me uit over de enorme groene grasvlakte. Verderop kakelen kauwtjes, die genesteld hebben in de oude bomen achter me in het park. Zouden vogels ook met ons kunnen praten?

‘Ja, zegt Pina, mijn gedachten beantwoordend. ‘Ieder mens is in staat met de natuur om hem heen te communiceren. Ondanks de kennis die jullie verzameld hebben, lijken jullie daar maar niet aan te willen. Daarom wilde ik jou ook spreken. Beste Rob, praat met ons. Luister naar ons en vertel aan iedereen, die het horen wil dat er meer met de natuur gepraat moet worden. Dan ontstaat er meer respect en zullen jullie de natuur niet verder slopen. Alleen door onderling respect ontstaat een hemel op aarde. Ik ga er weer vandoor. Fijn met je gepraat te hebben.’

Ik knik en voel een traan achter mijn ogen opwellen. ‘Doe niet zo gek, joh, corrigeer ik mezelf. Maar Pina heeft het al weer door.

‘Je vond het soms lastig mij uit te moeten laten, maar je deed het wel, en je zorgde voor me. Dank je wel. Doe de groetjes aan Mirjam.’ Dan verdwijnt ze weer op dezelfde manier als waarop ze is gekomen, uit mijn gedachten en uit zicht.

Ik sta op en wandel de rest van ons pad naar huis. Onderweg zie ik andere honden met elkaar spelen, met hun baasjes die op de achtergrond met elkaar praatjes maken. Pina heeft me met haar bliksembezoek overtuigd. Ik ga meer praten met de natuurwezens om me heen. Blijkbaar weten zij dingen die wij nog moeten leren. Het ontroert me dat uitgerekend Pina mij dat komt vertellen.